Wordt het paard achter de wagen gespannen?
“Elk conformiteitsgebrek dat binnen een termijn van een jaar vanaf de levering van de goederen aan het licht komt, wordt geacht ten tijde van de levering reeds te hebben bestaan, tenzij anders wordt aangetoond of tenzij dit vermoeden onverenigbaar is met de aard van de goederen of met de aard van het conformiteitsgebrek.”
De garantietermijn geldt voor alle zaken die een professionele partij aan een particulier verkoopt. Indien de zaak binnen twaalf maanden na de levering niet voldoet aan de overeenkomst, dan wordt vermoed dat de zaak al bij levering niet voldeed.
Dieren zijn geen zaken, maar levende wezens. Indien men een dier en dus ook een paard (ver)koopt, zijn toch de wettelijke regels van toepassing die gelden voor zaken (art. 3:2a lid 2 BW). De garantietermijn voor zaken geldt dus ook voor paarden. In geval van de verkoop van een paard hoeft een particuliere koper dus slechts binnen twaalf maanden aan te tonen dat het aangekochte paard niet geschikt is en dan wordt vermoed dat het paard al bij levering niet geschikt was. Het is dan aan de professionele verkoper om te bewijzen dat het paard bij aflevering wél voldeed. In de praktijk blijkt dat dit lastig te bewijzen is. Indien de verkoper het benodigde bewijs niet kan leveren, dan kan de koper de overeenkomst ontbinden of de prijs verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het paard. De garantietermijn is van dwingend recht, zodat partijen hiervan niet in een overeenkomst kunnen afwijken.
Aangezien de verlengde garantietermijn voor dieren niet door iedereen als redelijk wordt beschouwd, is in de Richtlijn de mogelijkheid opgenomen om de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten voor overeenkomsten tot verkoop van levende dieren (artikel 3 lid 5 sub b). Een lidstaat dient de Richtlijn te implementeren in het nationale recht, maar kan daarbij dus zelf beslissen of zij de Richtlijn wil uitsluiten voor de (ver)koop van levende dieren.
Op 16 februari 2021 is een conceptwetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. In dit voorstel is geen gebruik gemaakt van de uitsluitingsmogelijkheid voor dieren. Het kabinet is van mening dat één jaar bewijslastomkering voor – zoals zij dit noemt – “de huisdierenbranche” niet leidt tot substantieel grotere lasten, omdat de meest voorkomende problemen bij veel verkochte huisdieren zich in de regel niet uiten in de periode van zes tot twaalf maanden. Om die reden heeft het kabinet geen gebruik gemaakt van de uitsluitingsmogelijkheid in de Richtlijn. Daarbij wijst het kabinet er op dat de Richtlijn rekening houdt met de mogelijkheid dat de aard van het gekochte of de aard van de afwijking zich er tegen verzet dat de verkoper belast wordt met het bewijs dat het gebrek na aflevering is ontstaan.
Belangenbehartigers van ondernemers in de paardenhouderij kunnen zich hier niet in vinden. De verkoop van een paard kan allereerst niet gelijk worden gesteld aan de verkoop van bijvoorbeeld een televisie of koelkast. Een paard is in tegenstelling tot een zaak immers een levend wezen met een eigen energie. In een periode van twaalf maanden kan er veel met een paard gebeuren. Een paard dat bij levering nog kerngezond is, kan door bijvoorbeeld verkeerde huisvesting, te intensieve training of verkeerde verzorging niet meer het paard zijn zoals dat bij levering het geval was. De verkoper heeft geen controle over hoe een paard door de nieuwe eigenaar wordt gehouden. Daarnaast zijn bij de (ver)koop van een paard met regelmaat veel grotere belangen gemoeid dan bij de (ver)koop van een huisdier, zodat de verkoop van paarden niet simpelweg onder de “huisdierenbranche” kan worden geschaard. De escape waar het kabinet op doelt biedt ook weinig mogelijkheden. Momenteel is al in artikel 7:18 lid 2 BW opgenomen dat de garantietermijn niet op gaat indien de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Echter volgt uit jurisprudentie dat het enkele feit dat de verkochte zaak een paard betreft, niet aan toepassing van de garantietermijn in de weg staat. Aan de garantietermijn kan enkel ontkomen worden, indien sprake is van een afwijking waarvan duidelijk is dat deze afwijking pas is ontstaan na levering zoals van buitenaf zichtbaar letsel. Normaliter is echter niet eenvoudig vast te stellen wanneer de afwijking is ontstaan, zodat de garantietermijn toegepast moet worden.
Door belangenbehartigers van ondernemingen in de paardenhouderij is onder meer voorgesteld om voor levende dieren de termijn van zes maanden te laten zoals het is. De Minister van rechtsbescherming meent echter dat de Richtlijn deze mogelijkheid niet biedt. Hij stelt dat de Richtlijn enkel uitgesloten kan worden voor dieren en in dat geval helemaal geen termijn meer geldt, zodat sprake is van minder rechtsbescherming voor consumenten dan momenteel het geval is. Dit draagt niet bij aan de bevordering van meer diervriendelijke maatregelen. Hij hoopt dat strengere aansprakelijkheidsregels er juist aan bijdragen dat professionele fokkers meer voorzorgsmaatregelen nemen om ziekten en gebreken bij dieren te voorkomen. Op 1 februari 2022 heeft de Tweede Kamer dan ook ingestemd met het wetsvoorstel, waardoor de garantietermijn ook voor paarden wordt verlengd naar twaalf maanden.
Nu in Nederland geen gebruik zal worden gemaakt van de uitsluitingsmogelijkheid voor dieren, zal een professionele verkoper – indien een koper klaagt over een gebrek aan een paard – moeten bewijzen dat het paard bij levering wél voldeed aan de overeenkomst. Hiermee wordt een keuring van het paard door een deskundige dierenarts voorafgaand aan de levering van nog groter belang. Ook is het raadzaam om in de koopovereenkomst een uitgebreide beschrijving te geven van de toestand en eigenschappen van het paard met haar kwaliteiten en valkuilen en eventuele gebreken. Voor al hetgeen waarmee de koper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst immers bekend is, kan de koper zich er niet op beroepen dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt. Daarnaast is aan te bevelen om in de koopovereenkomst te vermelden voor welk doel het paard door de koper wordt gekocht. Aan een paard dat wordt aangekocht voor hobbymatig gebruik dienen immers andere eisen te worden gesteld dan aan een paard dat wordt aangekocht om Grand Prix mee te rijden.
Bij eventuele vragen over de consumentenwetgeving kunt u contact opnemen met Lenie Verhoeven. Zij is bereikbaar op het telefoonnummer 013 – 5420400.
Andere actualiteiten
Neem vrijblijvend contact op met onze specialisten
Of je nu een bedrijf runt of een particulier bent, wij bieden persoonlijk juridisch advies op maat, afgestemd op jouw behoeften