Shockschade in 2024: voorgeschiedenis en stand van zaken
In 2002 heeft de Hoge Raad voor het eerst een shockschadevergoeding toegekend. De uitspraak heeft sindsdien geleid tot veel verschillende -soms tegenstrijdige- uitspraken van feitenrechters. Hoe zit het met shockschade in 2024? U leest het in dit artikel.
Als iemand door een ongeval gewond raakt, heeft dat niet alleen impact voor de gewonde zelf maar ook voor zijn naasten. Dat geldt natuurlijk helemaal als het slachtoffer overlijdt.
In deze bijdrage bespreek ik de rechtspositie van deze naasten ten opzichte van de veroorzaker van het ongeval. Hebben zij ook een vorderingsrecht op de aansprakelijke partij? Om die vraag te beantwoorden start ik hieronder met een korte beschouwing van schadevergoedingsrecht voor naasten.
Schadevergoeding voor naasten: overview
Volgens ons schadevergoedingsrecht heeft in beginsel alleen het slachtoffer recht op vergoeding van zijn schade. Anderen dan het slachtoffer hebben slechts recht op vergoeding van schade voor zover dat in de wet is bepaald.
Het recht op schadevergoeding voor anderen is wettelijk beperkt. De derde kan kosten die hij ten behoeve van het slachtoffer maakt op de aansprakelijke verhalen, maar dat kan alleen als het om kosten gaat die het slachtoffer, als hij ze zelf had gemaakt, op deze aansprakelijke kon verhalen (zgn. verplaatste schade).
Bij overlijden hebben (bepaalde) nabestaanden aanspraak op schade wegens gederfd levensonderhoud. De voorwaarde is wel dat deze naasten door de overledene werden onderhouden. Maar het eigen inkomensverlies van een derde door het ernstige letsel of overlijden van een naaste komt niet voor vergoeding in aanmerking.
Sinds 1 januari 2019 bestaat er voor (sommige) naasten wel een aanspraak op smartengeld in het geval van overlijden of in het geval van ernstig of blijvend letsel van hun naaste: de affectieschadevergoeding. Daarnaast kan een naaste sinds 2002 dus ook aanspraak maken op een shockschadevergoeding.
Shockschade: voorgeschiedenis
Een shockschadevordering werd voor het eerst toegekend in 2002 door de Hoge Raad (het zgn. Taxibus arrest). Het ging om een moeder die door de waarneming van een ongeval van haar dochtertje een hevige emotionele schok kreeg, waaruit geestelijk letsel voortvloeide.
Op grond van de wet had de moeder geen recht op schadevergoeding. Niet zij maar haar dochter was immers het (primaire) slachtoffer. In die tijd bestond er ook nog geen (wettelijk) recht op affectieschade. De Hoge Raad “loste het op” door een shockschadevordering te introduceren. Hij overwoog dat degene die onrechtmatig handelt jegens het primaire slachtoffer óók onrechtmatig handelt jegens degene die door de confrontatie met een schokkende gebeurtenis geestelijk letsel oploopt.
Shockschade geeft niet alleen recht op een immateriële schadevergoeding maar ook vergoeding van materiële schade van het secundaire slachtoffer, zoals inkomensverlies of medische kosten voor behandeling en herstel van psychische letsel.
Eisen shockschade anno 2002
De Hoge Raad stelde aan een shockschade vier cumulatieve (zware) eisen. Er moest sprake moet zijn van:
- Een schending van een verkeers- of veiligheidsnorm;
- Letsel of overlijden van het slachtoffer;
- Het waarnemen van het ongeval of van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan;
- Geestelijk letsel als gevolg van een emotionele schok* (waarvan slechts sprake was als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld).
*Met de aantekening dat een dergelijke schok zich met name kan voordoen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die door het ongeval is gedood of gewond geraakt.
Shockschade leverde tegenstrijdige uitspraken op
Na de introductie van de shockschadevergoeding, werd deze in verschillende zaken naar voren gebracht. Maar veel van de naasten voldeden niet aan de “confrontatie-eis”, waardoor ze niet voor schadevergoeding in aanmerking kwamen. En als wel aan de confrontatie-eis was voldaan, bleek het praktisch lastig om aan te tonen dat psychische schade was ontstaan door het verdriet wegens het verlies van een naaste of de confrontatie met het ongeval van die naaste.
Sinds 2002 zijn er door lagere rechters tal van (tegenstrijdige) uitspraken gewezen, waarbij de ene keer een naaste wel en de andere keer niet in aanmerking kwam voor een shockschadevergoeding. Daarbij vonden sommige rechters een indirecte confrontatie (het zien van de overledene in een mortuarium) wèl en andere rechters niet voldoende.
2022: Introductie gezichtspuntencatalogus na het Hoogeveense flatarrest
In juni 2022 werd (de strafkamer van) de Hoge Raad opnieuw gevraagd om over een shockschadevordering te beslissen. Het ging om een moeder die haar kind van het leven beroofde door het kind vanaf een grote hoogte van een flatgebouw te laten vallen. De vader vorderde shockschade. Hij had de val van zijn dochter niet gezien, maar zag het lichaam van zijn dochter in het mortuarium. De impact van het door de val veroorzaakte letsel was zichtbaar. De vraag die voorlag was of de vader aanspraak kon maken op een shockschadevergoeding.
De Hoge Raad handhaafde de eis dat het bij shockschade moet gaan om geestelijk letsel dat naar objectieve maatstaven is vastgesteld, maar introduceerde een niet-limitatieve gezichtspuntencatalogus aan de hand, waarvan de rechter de aanspraak op een shockschade dient te beoordelen.
De gezichtspunten bij het beslissen over een shockschadevordering zijn:
- de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
- de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan;
- de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
Confrontatie-eis lijkt door gezichtspunten verzacht
De beoordeling van shockschade berust op een waardering van de drie gezichtspunten. Geen van de gezichtspunten is op zichzelf doorslaggevend. Met het eerste punt lijkt de Hoge Raad het oog te hebben op vooral strafzaken waar het veelal gaat om ernstige normschendingen.
In het Taxibus arrest stelde de Hoge Raad als voorwaarde de schending van een verkeers- of veiligheidsnorm. In dit arrest spreekt van een “jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad”. Dit maakt het mogelijk om shockschade te vorderen bij andere normschendingen (zoals een medische fout).
Onder het tweede gezichtspunt lijkt de Hoge Raad de voorwaarden van de confrontatie-eis te verzachten. Maar niettemin zou een latere niet onverhoedse confrontatie op zichzelf tot een afwijzing kunnen leiden tenzij de naaste voldoende overtuigend een beroep kan doen op de gezichtspunten onder 1 en 3.
Ontbreken een nauwe en affectieve relatie staat shockschadevergoeding niet in de weg
Uit het laatste gezichtspunt volgt dat de rechter ook de relatie tussen het primaire en secundaire relatie bij een shockschade moet beoordelen. De Hoge Raad gaf immers aan dat het ontbreken van een nauwe relatie niet snel tot onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
Dat was ook het oordeel van het hof in een strafzaak van een dodelijke steekpartij waarbij een buurtgenoot van het slachtoffer zich als civiele partij had gesteld en zijn shockschade vorderde. De steekpartij vond plaats op een halve meter voor zijn keukenraam. Hij zag deze steekpartij gebeuren. Hij heeft de ambulance gebeld en geholpen bij de reanimatie. De buurtgenoot sprak het slachtoffer regelmatig en hun kinderen speelden vaak met elkaar. Omdat evenwel een nauwe affectieve relatie niet was komen vast te staan, had het hof de shockschadevordering niet ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad overwoog vervolgens dat dit getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en verwees de zaak naar hof Arnhem Leeuwarden die in december 2023 op basis van de andere gezichtspunten tot het oordeel kwam dat het ontbreken van een nauwe en affectieve relatie aan toewijzing van de vordering niet in de weg staat, waarbij het hof wel noemt dat het ging om een incident tussen buurtgenoten en direct naast zijn woning.
Uitspraken shockschade na 2022
De introductie van de gezichtspunten gaf rechters een leidraad voor hun beslissingen. Hoe gaan feitenrechters in de praktijk met de gezichtspunten van de Hoge Raad in het Hoogeveense flat arrest om? Hieronder vindt u een overzicht van uitspraken na 2022.
Hof Den Haag 21 december 2022 (vergismoord)
– Tijdens de moord van haar zoon bevond de moeder, die shockschade vorderde, zich niet in Nederland. Hoewel het niet vereist is dat het secundaire slachtoffer fysiek op de plaats van de moord aanwezig is, vond het hof het feit dat zij door brede media aandacht werd geconfronteerd met de gewelddadige dood van haar zoon niet zonder meer voldoende om te concluderen dat zij direct is geconfronteerd met (de ernstige gevolgen van) het misdrijf.
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2024 (poging moord op advocaat)
– Kort nadat een advocaat was neergeschoten vernam zijn partner via een appbericht dat er iemand bij haar in de straat gewond was geraakt bij een schietpartij. Zij vernam uiteindelijk van de politie dat haar partner het slachtoffer was en zij is door de politie naar het ziekenhuis gebracht waar zij vernam dat hij werd geopereerd aan een schotwond in zijn been. Circa 6 uur na de aanslag mocht zij naar haar partner toe. Het hof wees haar shockschadevordering niettemin af. Het hof overwoog dat hoewel het op de dag van de aanslag weliswaar een zenuwslopende, emotioneel gezien zware tijd doormaakte die ook naderhand zijn tol zal hebben geëist maar vond niet dat de partner voldeed aan het confrontatievereiste.
Hof Arnhem-Leeuwarden 27 februari 2024 (doodslag 14 jarig meisje)
-Een meisje is om het leven gebracht. Vader, moeder en haar broertje zijn ’s-nachts naar het mortuarium gereden. Vader en moeder hebben haar daar gezien en ook in het uitvaartcentrum. Hoewel afgedekt met lakens, waren de toegebrachte letsels te zien. Ook al was de confrontatie niet onverhoeds en waren zij voorbereid op het zien van hun dochter en zus blijkt uit hun verklaringen over wat zij gezien en ervaren hebben dat zij zich niet op de schok van de confrontatie hebben voorbereid of kunnen voorbereiden. Aan de confrontatie-eis was dus voldaan. Verder overwoog het hof dat er geen medisch deskundige is die kan vaststellen in welke mate hun geestelijk letsel wordt veroorzaakt door het gemis van hun dochter/zus of door de schok. Voor het gemis is door de strafrechter aan de ouders een affectieschadevergoeding toegekend. Het hof stelt voor de ouders en het broertje schattenderwijs en naar billijkheid de schadevergoeding voor de confrontatie vast.
HR 23 april 2024 (goede vriend van het slachtoffer doodt hem met een vuurwapen)
– Echtgenote van het slachtoffer vordert in de strafzaak een shockschadevergoeding van de vriend die aanvankelijk had ontkend dat hij het slachtoffer had gedood en hoewel hij dus de dader was tegenover de echtgenote als steun en toeverlaat had voorgedaan. Het hof wijst de shockschadevordering toe. Het hof geeft aan dat zij niet alleen bij de identificatie van haar echtgenoot met de zeer ernstige gevolgen van het onrechtmatig handelen van de verdachte jegens het slachtoffer is geconfronteerd, maar nam daarbij ook in aanmerking dat deze vriend haar daarnaast, in haar kwetsbare positie, om de tuin had geleid door zich als steun en toeverlaat voor te doen. De Hoge Raad vernietigde dit arrest van het hof. Hij vond dat dat het oordeel van het hof blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. Voor schade die het gevolg is van de hevige emotionele schok die is teweeggebracht door het – jegens een ander gepleegde – strafbare feit, kunnen slechts omstandigheden een rol spelen waaronder dit feit en de confrontatie met dit feit (of de gevolgen daarvan) hebben plaatsgevonden. Gedragingen van de verdachte in de periode ná het plegen van de moord staan los van het plegen van dit feit en deze confrontatie, kunnen niet worden aangemerkt als omstandigheden die relevant zijn voor het (als gevolg daarvan) ontstaan van shockschade.
Rechtbank Gelderland 19 februari 2024 (doding ex-vriendin)
– Omdat de politie het lichaam niet kon identificeren heeft zij een persbericht met een foto van het gezicht van het slachtoffer gepubliceerd.
De familie is met die foto geconfronteerd, waarop de door de dader toegebrachte letsels zichtbaar waren. Ook deze dader heeft lange tijd op berekende wijze de schijn opgehouden dat hij met het overlijden van het slachtoffer niets te maken had en heeft ook meermaals direct contact opgenomen met haar familie. De rechtbank stelde vast dat bij de familie een hevige emotionele schok is teweeggebracht door de onverhoedse en onvermijdbare confrontatie met de directe gevolgen van de moord en wees de shockschade vorderingen van de familie toe.
Conclusies shockschade in 2024
Het Hoogeveense flatarrest is naar mijn mening een verbetering van de rechtspositie van shockschadeslachtoffers. De gezichtspuntencatalogus kan als een versoepeling van het tamelijk starre Taxibus arrest worden gezien. Dat laat onverlet dat shockschadevordering goed moet worden onderbouwd. Er moet in het bijzonder bewijs geleverd worden dat door een schok geestelijk letsel is ontstaan.
Wilt u meer weten over shockschade?
Stel uw vraag aan André van Schaick. U bereikt hem via 013-5420400 of a.vanschaick@linssen-advocaten.nl.
Andere actualiteiten
Neem vrijblijvend contact op met onze specialisten
Of je nu een bedrijf runt of een particulier bent, wij bieden persoonlijk juridisch advies op maat, afgestemd op jouw behoeften